De afgelopen twee weken stonden in het teken van een nieuwe bewoner van ons huis. Rogier heeft wat liefde, veel aandacht en vooral voedsel nodig. Hij brengt daarnaast een bijzondere, onmiskenbare en misschien wat funky geur met zich mee en is voor de meeste bezoekers niet direct een geval van liefde op het eerste gezicht. Je begrijpt, dit gaat niet over een nieuwe kat, puppy of zelfs een baby (want het schijnt dat mensen daar wel direct positief op reageren, al voldoet een baby wel aan alle andere bovenstaande kwalificaties). De andere hint is dat ik een baby waarschijnlijk geen Rogier zou noemen, maar goed, de meeste mensen noemen hun zuurdesemstarter óók geen Rogier.
Een zuurdesemstarter dus. En, zoals ik leerde uit mijn online veldwerkonderzoek in de sourdough community, heb ik ‘m direct een naam gegeven. Of dit een positief effect voor je zuurdesemstarter oplevert, of dat het misschien een indicator is van de staat van de geestelijke gesteldheid van de mensen die zuurdesemstarters onderhouden, is mij niet duidelijk. Maar als goed antropoloog pas ik natuurlijk mijn participerende observatie-skills toe en nu heet mijn zuurdesemstarter dus Rogier.
Ik begrijp dat ik nu al enkele lezers kwijt ben, want dit gereutel over zuurdesemstarters levert waarschijnlijk iets te veel associaties op met geitenwollensokken-types, Herman-de-Vriendschapscake en die tante die om mysterieuze redenen vroegtijdig is overleden. Een ander deel is afgehaakt omdat ik A. een zuurdesemstarter heb waarvan ze niet weten wat het is en B. ik ‘m Rogier heb genoemd. Maar voor jou, trouwe lezer, zal ik het nog even kort verder uitleggen. Een zuurdesemstarter is een deeg met daarin levende, wilde gist, wat je kunt gebruiken om zuurdesembrood mee te bakken. (en wafels, pannenkoeken en poffertjes, maar daarover straks meer). Je mengt 100 gram water met 100 gram (volkoren)bloem/meel, en laat dat staan. De volgende dag roer je, voer je dezelfde hoeveelheid nog een keer, en laat je het weer staan. De dag erop gooi je de helft van de starter weg, en voeg je weer 100 gram water en 100 gram bloem en/of meel, en dat vervolg je een paar dagen achter elkaar. Ik ben nog niet zo’n professional dat ik je kan vertellen op welke dag er iets gebeurt of hoe het er precies moet uitzien en ruiken (ja, ruiken), maar als algemene stelregel kan je wel aanhouden dat als het haar begint te groeien, geluid maakt of nieuwe kleuren krijgt, je het weg moet gooien. SAFETY FIRST, PEOPLE. In ieder geval ben ik hem vergeten eten te geven op dag drie, voerde ik hem op dag vier en begon ‘ie zo hard te rijzen dat ik ‘m naar een groter bakje moest verhuizen. En toen noemde ik hem Rogier.
Omdat Rogier een enthousiasteling bleek te zijn, heb ik na een dag of 7 er eens wafels mee gebakken. Die waren uitstekend. Zeer licht en fluffy, en de man des huizes was er ook zeer mee in zijn nopjes. Maar ja, in dit recept zit ook nog een flinke schep baking soda – en dat voelt toch een beetje als valsspelen, aangezien dat ook het beslag doet rijzen. De dag erop waagde ik de sprong en bakte ik er het eerste brood mee. En warempel, het lukte!
Het brood rees, had allemaal luchtgaten en smaakte ook nog eens naar brood. Och, ik leerde direct ook al het een en ander: het deeg droogt uit als je het niet afdekt, je moet wel een beetje tijdsplanning van te voren maken, en het moet misschien wat korter bakken als dat kan voorkomen dat er wat minder een brandlucht in het huis hangt.
De dag erop een nieuw brood, met ander recept, dit keer van Yvette van Boven. Zelfde brandluchtprobleem, maar prima brood.
Brood bakken, en zeker met zuurdesem, wat toch best wel een eigen willetje lijkt te hebben – hij heet niet voor niets Rogier, en zo goed kennen we elkaar nog niet – is dus best een project. Een project waarvoor, gelukkig, maar weinig mensen gek genoeg blijken te zijn, zowel op productiviteitsaspecten als gezondheidsredenen. Wie weet wat er allemaal floreert in mijn bloem-en-water-brei? En het is gewoon ook niet voor iedereen qua smaak weggelegd. Zeker niet als je probeert van het deel wat je weg moet gooien toch nog iets te bakken, zoals, in dit geval, poffertjes. Oké, het was al een redelijk experimenteel recept (ik had twee recepten samengevoegd, één van zuurdesempoffertjes en één van poffertjes met spelt), maar de verwachtingen lagen toch hoger dan verstandig. Mijn proefpersonenpanel bestaande uit Vincent en Casper was niet helemaal gelukkig met zure poffertjes, ook niet na toevoeging van baking soda, wat het minder zuur maakte (ik zou heel graag nu een heel cool verhaal over zuren en basen willen vertellen, maar doe het toch maar niet), maar het wel volkoren-spelt-poffertjes maakte. Wat het ook waren, trouwens (en ik ze stiekem wel lekker vind, healthfood-hipster-in-ontkenningsfase die ik blijkbaar ben).
De moraal van dit verhaal: mocht je zo gek zijn om je eigen zuurdesemvriendje te willen starten, doe dat vooral (of kom een stukje Rogier bij me halen – je mag ‘m hernoemen), maar anders, doe het vooral niet. Het is een gedoe, en soms schrik je er mensen mee af. Maak in plaats daarvan deze fotoloze en briljant simpele Spaghetti Arrabiata, wat geen tijdsplanning, fermentatieproces of experimenteel gedrag behoeft of potentieel levensgevaarlijke substanties oplevert. Nodig: naast uiteraard onderstaande ingrediënten, slechts een half uur en twee pannen. En misschien bestek.
Spaghetti Arrabiata
Men neme, voor twee personen:
- Blik van 400 gram tomatenblokjes
- 100 gram rookspek in blokjes
- 2 tenen knoflook, gehakt
- 1/2 tl chilivlokken
- Spaghetti
- Hand rucola
- Parmezaanse kaas, geraspt
Zet water op voor pasta. Mik spek, chili in een steelpannetje, en bak op middelmatig vuur tot de spekjes bruin worden. Voeg de knoflook toe, bak een minuutje mee, en voeg de tomatenblokjes toe. Laat gedurende 20 minuten inkoken terwijl je heel af en toe roert. Mag best dik worden, maar bedenk vooral wat je lekker vindt. Kook de pasta volgens de verpakking, giet af en maak twee semi-artistieke spaghettibergjes – of niet. Verdeel de saus erover, deponeer een pluk rucola erop en strooi enigszins nonchalant de Parmezaanse kaas erover. Maak af met veel zwarte peper.
Tot over drie weken, tenzij ik wi-fi & inspiratie heb in Zuid-Frankrijk!