Afgelopen week was op Kookboekenplank-kookgebied wat minder succesvol. Na een flinke verkoudheid ben ik gewoon doorgegaan op andere grieptoestanden en heb ik dus bijna niet gekookt. Taart gebakken heb ik dan weer wel, en met frisse weerzin ook nog eens. Het hielp ook niet mee dat terwijl ik al behoorlijk misselijk de botercrème stond te kloppen, ik in mijn ooghoeken de kat vanaf een krukje met veel enthousiasme en passie haar eigen lunch over de keukenvloer zag retourneren.
Heb je nog zin verder te lezen?
Enfin, het is goed gekomen:
Een hele blije taart en een ditto blij kind, dat vooral graag “poes snijen? Ete?” wilde. Helaas zat poes vol met chemische bende en een paar cocktailprikkertjes, dus was dat een wat minder goed idee. Maar “sjokoladetaat” met amandelbotercrème en abrikozenjam en ging er wel in, en met grote happen.
Ergens tussen alle bedrijven door heb ik dan toch nog ook iets uit één kookboek weten te koken, en dat was dit keer het boekje ‘Eat – The Little Book of Fast Food’ van Nigel Slater. Nigel is hier niet enorm bekend, maar in Engeland en omstreken schijnt het wel een held te zijn, en ook in de online culinaire kringen is hij geroemd. Ik werd ooit helemaal verliefd op dit prachtige, handzame boekje met uiterst minimale recepten. Hij werkt met recepten van een paar regels, wat fantastisch en soms wat onhandig is, en bij ieder recept staan een paar variaties. Alles met heel beperkte ingrediëntenlijst. Zelfs de foto’s zijn prachtig en minimaal. Gewoon eten voor doordeweeks. Hee, waar hebben we dit eerder gehoord? Nu, na eindeloos erin bladeren en een paar kleine avonturen was ik eigenlijk alweer afgeknapt op dit boek, want het minimale element, tja, dat proef je er dus ook in terug.
Maar het is zo mooi! En zo handzaam! En de recepten zijn zo te doen op een doordeweekse donderdag als je al de hele dag over Orthodox Marxisme hebt moeten uitleggen! En dus, een nieuwe kans. Het was niet slecht. Eigenlijk best oké, gezien de minimale inspanning. En toen had ik ook nog zomaar het thema kip te pakken. Op twee manieren.
Marmelade Chicken
Dit was prima kip. Altijd fijn een marinade te hebben die werkt. Een minpuntje: dit recept maakte veel te veel marinade. Hierbij de aangepaste hoeveelheden voor twee personen.
Verwarm de oven voor op 200 graden. Leg twee kippenpoten in een braadschaal die je eventueel met aluminiumfolie bedekt, dat maakt het leven daarna beter. Roer 3 volle eetlepels marmelade (ik had sinaasappel, maar iets anders citrusachtigs werkt vast ook) met 1,5 eetlepel grove mosterd met flink wat gemalen zwarte peper en zout naar smaak. Zout zit niet in het oorspronkelijke recept, maar doe maar wel, laffe bende anders. De marinade schep je over de kip die je er zo goed en kwaad als het gaat een beetje inwentelt. Bak ongeveer 30 minuten, maar check bij 20 even of ze niet verbranden. Ik heb er uiteindelijk een beetje water bij gegoten omdat dit het geval leek te gaan worden, en toen had ik gratis een hele fijne saus. Eet het met salade en aardappeltjes.
De andere kip die we – vanavond!- aten, was eigenlijk onderdeel van een soep. Faux Pho. Lijkt te allitereren, doet het eigenlijk niet, maar waar doen we moeilijk over. Het was soep.
Roast Chicken Pho
Tja, laten we vooral niet doen alsof dit pho is, want dat is heel simpel: dat is het niet. Het lijkt er in de verste verte niet op. Is het lekker? Ja, best wel! Of zoals de man in dit huishouden stelde met overweldigend enthousiasme: “Soep.” Je merkt: we hebben een liefhebber. (Uit het soepdebat in huize Pompelmoes is nog geen winnaar uit de bus gekomen, maar ooit zal hij wel de charme van een warme, dampende en verzachtende kom soep gaan inzien. Toch?)
Uiteraard kies ik dan wel weer een uitzondering op de regel in de zin dat er 12 ingrediënten ingaan.
Hak een rode peper in stukjes, en meng deze in een kommetje met 1 eetlepel van elk: sojasaus, honing, mirin en vissaus. Giet over 4 kippendijen heen (eigenlijk kipkarbonades, maar dit is makkelijker). Rooster deze 20-25 minuten in een oven op 200 graden. In de tussentijd kook je 100 gram platte rijstnoedels volgens de verpakking. (Meestal in een bak heet water laten weken, maar bij mij zijn ze dan niet te hachelen dus ik kook ze. Je merkt: volg je verstand.) In een andere pan verwarm je 800 ml (goede!) kippenbouillon* met 2 eetlepels limoensap, 6 plakjes verse gember en 3 steranijs. Zing er een oud Vietnamees popliedje bij voor extra authenticiteit. Zodra dit kookt, gooi je er een paar handen van iets groens bij (bijvoorbeeld spinazie of snijbiet) en laat dat 1 minuutje koken.
Als het goed is is nu je kip wel zo’n beetje klaar: snij in stukjes. Verdeel noodles over twee forse kommen, verdeel bouillon en groene blaadjes minus gember en steranijs over de kommen, en verdeel de kip erover. Tadaaa.
Het kan zijn dat je het dan, zoals hier, een wat tam soepje vindt. In dat geval is sriracha altijd een goed idee. Of koriander, mocht dat je ding zijn.
* Ik geef het toe: ik ben een absolute snob. Kippenbouillon van een blokje kan ik echt niets meer mee, althans, niet in zo’n soep als dit. Voor risotto of andere drukke stoofschotels vind ik alles best, maar waar het gaat om de bouillon zelf kan je beter investeren in een wat beter merk, zoals van de Kleinste Soepfabriek of, wat ik gebruik, Lacroix (gewoon bij de AH). Je kan natuurlijk ook helemaal hipster je eigen bouillon maken, in welke ik je het volgende adviseer:
Koop 1 pond kippenvleugeltjes, spoel af onder hete kraan, flikker in slowcooker met een ongepelde ui in kwarten (of in pan, maar dan weet ik niet hoe lang het moet. Koop een slowcooker, het verrijkt je leven), giet er 2 liter water op en wacht tot de volgende ochtend. Voila.