Jip, onze kat, is te dik. Ze kwam bij ons wonen als een uitgemergeld poesje van 2,5 kilo – na één rondje door haar nieuwe huis gelopen te hebben, stopte ze bij haar nieuwe etensschaaltje en begon te eten. Mijn moederlijke instincten gecombineerd met mijn kattenkennis zorgden ervoor dat het bakje brokjes altijd gevuld was. Net zoals andere katten die dat zelf kunnen regelen en altijd keurig op gewicht zijn. Jip niet. Jip at door tot het schaaltje leeg was en bleef miauwen totdat er nieuwe brokjes waren. Bij het eerstvolgende bezoek aan de dierenarts werd me verteld dat ze zo’n vier kilo moeten wegen. De weegschaal gaf daarentegen 5,4 kilo aan.
We hebben langdurig geprobeerd Jip te laten afvallen. Een plan met dieetbrokjes, in keurige porties afgemeten drie maal daags in een bakje gedeponeerd, zorgde ervoor dat ze altijd in staat van stress door het huis heen racete op het moment dat een van ons naar de keuken liep. Nagels diep in je bovenbenen wanneer je iets aan het koken was. Struikelend over de kat als je borden terug bracht naar de keuken. ‘S nachts liep Jip te rellen, en ’s ochtends deed ze haar uiterste best om ons wakker te maken door spullen van kasten te gooien, net zo lang tot een van ons uit bed kwam. De sfeer in het huis werd er niet beter van, en Jip vreemd genoeg ook niet dunner.
Maar het is een knorrige kat, en niet een weldenkend persoon die zich beseft dat door het eten van een dieet van worteltjes en noten 10 mooie jaren aan het leven toe gevoegd kunnen worden. Jip kan alleen herinneren hoe het is om géén eten te hebben. Dus besloten we dat een dikke, misschien wat korter levende, maar gelukkige kat te prefereren is boven een kat heel oud wordt en al die jaren ongelofelijk chagrijnig zou zijn, met bijbehorende geïrriteerde baasjes.
Het punt is: ik pas deze filosofie ook enigszins op mijzelf toe. Een leven zonder taart zou een zeer verdrietig leven zijn. Ik hou intens van boter en suiker, van room en volle melk en yoghurt, en van alle producten waarin deze ingrediënten voorkomen. Helaas ben ik geen kat: 20 procent overgewicht is mij een beetje te gortig en zorgt voor een teleurstellende relatie met mijn spiegelbeeld. Daarom ontbijt ik niet dagelijks met chocoladetaart, en maak ik af en toe gerechten zonder een spoortje vet, suiker en weinig koolhydraten – altijd berekenend hoe ik de meeste smaak in het minste calorieën kan stoppen. Daar ben ik best goed in geworden. Maar meestal eet ik gewoon waar ik trek in heb, zelf gekookt of gebakken.
De huidige heisa om gluten begrijp ik dan ook niet echt. Hele volksstammen zijn opeens brood aan het mijden, zoals ook Janneke Vreugdenhil beschrijft. “Ik eet geen brood meer. Dat is hartstikke slecht voor je. Komt door de gluten.” “Ja, en graan is tegenwoordig ook nog genetisch gemodificeerd.” Het is een nieuwe toevoeging aan de “van E-nummers ga je langzaam dood” mantra wat er al voor zorgt dat veel mensen in complete staat van voedselstress leven. Een echt eerste-wereld probleem, maar dit terzijde. Wat mij jeukt is dat deze ideeën worden aangenomen zonder enige vorm van kritiek. De belangrijkste fundering is dat het onnatuurlijk is; als jagers en verzamelaars aten we geen tarwe en daarom zijn we er niet op gebouwd om gluten te verteren. Bovendien zitten gluten tegenwoordig in alles, wat zou kunnen zorgen dat we die enorme hoeveelheid niet meer kunnen verteren. Het grootste probleem met al deze uitspraken is dat er geen wetenschappelijke basis voor glutensensitiviteit te vinden is, met als uitzondering coeliakie patiënten die er echt doodziek van worden. En toch blijven we, net als met de E-nummers, elkaar opfokken en bang maken, wetenschappelijke kritiek zonder omkijken in de prullenmand gooiend. Mantra’s aan het herhalen: “Heb jij de Voedselzandloper gelezen? Wow, dat boek heeft echt mijn ogen geopend!”
Naar alle eerlijkheid, ik scan ook de ingrediëntenlijst van een product. Omdat mijn redenatie leidt tot de conclusie dat hoe meer E-nummers ergens in zitten, hoe minder ruimte er voor ‘product’ overblijft. Of dat er blijkbaar zoveel nep-smaakstoffen in een koekje zijn gestopt dat het “almost, but not quite, entirely unlike” een koekje smaakt. (Nerdpunten voor wie die deze quote kent.) Smaak dus als leidraad. Het argument “dit is onnatuurlijk” doet me weinig: volgens mij zijn er bijzonder veel dingen in de natuur die je ook gewoon dood maken, zoals haaien. Of minstens een beetje schade aanrichten, zoals de gemiddelde paddestoel. Waarom zou een ingrediënt slecht zijn omdat het ‘onnatuurlijk’ is? Een ingrediënt kan pas gevaarlijk zijn als er stoffen inzitten die gevaar opleveren; niets meer, niets minder. En het gevaar van een E-nummer dat “almost, but not quite, entirely unlike” aardbeien smaakt, is voor mij vooral dat het smerig is.
En hetzelfde geldt voor tarweproducten. We eten het al vele eeuwen, dus waarom zouden we daar nu opeens en masse van omvallen? Lijkt me sterk. Ik zou niet alleen willen leven op een dieet van brood, maar dat geldt ook voor een dieet van worteltjes, vlees, boter of suiker: je mist belangrijke voedingsstoffen waar je op ten duur goed ziek van kan worden. Maar de allerbelangrijkste reden dat ik de hele anti-glutenhysterie aan me voorbij laat gaan is dat, living on the edge, ik liever wat korter maar wel gelukkig leef met taart, brood en koekjes, dan heel lang, hongerig en ongelukkig op quinoa en rijstebloem. Ik zeg het maar: ik ben pro-gluut.
P.s. Het is het gluten: enkelvoud dus. Maar ik vind het idee van een gluut wel lief.
Josien
Heel leuk om te lezen en die ‘glutenheisa’ herken ik ook van mensen uit mijn omgeving:-) Maaaar, ik sluit mij bij jou aan: ik ben ook pro-gluut!
Jeroen Jansen
Volgens mij ben ik ook pro-gluut….. Na dit gelezen, en mijn eetpartoon in acht genomen. Ik ben blij mens